Voor de wedstrijd schoot Wouter de teamleider van ASV 3 aan met de vraag: “Bent, kan jij in één zin aangeven hoe jij tegen de zespuntenwedstrijd tege Roermond aankijkt?”
“We moeten het niveau dat we halen gaan omzetten in klinkende munt, in punten, wij moeten omhoog kijken en met dat gevoel reizen we af naar Roermond, want dit team heeft karakter, want de jongens vechten voor elkaar en iedereen is topfit en daarom gaan we deze wedstrijd zeker weten thuis brengen, want je kunt wel denken dat Roermond bovenaan staat, maar dat komt omdat ze nog niet tegen onze jongens hebben gespeeld en daarom zeg ik, bekijk het nou eens vanuit een andere hoek, want de jongens zijn scherp, gretig en zitten er bovenop, wat ik donderdag al in de training zag en vergeet niet, we hebben een ploeg met scorend vermogen, dus we moeten gewoon een punt meer scoren en natuurlijk, de sterkte van de ploeg wordt door de zwakste speler bepaald, maar die hebben we niet, omdat alleen sterke spelers weten wat hun zwakte is en schaken een spelletje is waarbij de sterkste speler niet altijd wint, waardoor we in die fase verkeren, waarin we zitten.”
Dit rake antwoord inspireerde mij tot een minirapportage, waarin ik mijn teamgenoten vroeg elke partij in één zin samen te vatten. In de beperking toont zich de meester.
Dezelfde Bent (1-0) kwam in de typering van zijn partij met het magische inzicht van de zesde rij: “Ik schoot in de opening een bok, waardoor ik mijn tegenstander een pion en het loperpaar gunde en mijzelf opscheepte met een dramatische stelling, maar door mijn koning naar de zesde rij te spelen won ik alsnog de partij.”
Marc (0-1) is een man van weinig woorden, dus hij kon goed uit de voeten met de opdracht zijn partij beknopt te karakteriseren: “Ik kwam een beetje klem te zitten”.
Trump en Faber besturen vanuit het principe Flood the Zone. Wouter (0-1) was hen jaren voor: “Ik creëerde zoveel mogelijk chaos om mijn tegenstander in verwarring te brengen en dwong hem tot een kwaliteitsoffer, waarmee ik hem uitnodigde de mooiste partij in tien jaar te spelen”.
Frank (½-½) ging in zijn bijdrage niet in op zijn partij, maar op zijn bijzondere positie: “Vroeger was ik Frank, de schaker uit Limburg die iedereen vreesde en die het aandurfde de allerbeste schakers de Aljechin voor te schotelen, maar tegenwoordig ben ik de Adri van de Poel van ASV3 en sta ik in de schaduw van mijn zoon, die mij nu definitief heeft overschaduwd en tegen wie ik met bewondering opkijk, vanuit een lager bord, die ik in zijn jongste jaren van toernooi naar toernooi heb gereden, het brood uit mijn mond heb gespaard om theorieboeken aan te schaffen die hij nooit heeft ingekeken, omdat hij denkt dat hij hoofdvarianten op gevoel kan spelen, en ja, als je het me op de man af vraagt, dat doet pijn dat hij zo met zijn talent omgaat en ja het is verschrikkelijk als je wordt ingehaald door je eigen zoon, maar aan de andere kant staat dat symbool voor het leven.” Zo veel woorden in één vloeiende zin: zo vader, zo zoon.
Roy de Vink (0-1) liet zich na de wedstijd in zijn ziel kijken: “Ik ben er niet helemaal bij de laatste tijd; diep in mij strijden de vogelaar en schaker een verbeten strijd -moet ik me op zaterdagochtend verdiepen in de buidelmees of het fianchetto?- en ik merk dan dat ik aan het bord net te kort kom, waardoor ik rond zet 30 de controle over de partij verlies.”
Als je Koen (0-1) vraagt zijn partij in één zin weer te geven, dan doet hij dat: “Matige opening, positionele puinhoop, kwaliteit weg, afruilen, Kf2, Ke3, Kd4, Kc5, Kb7.” Kill your darlings in optima forma.
Remco (0-1) voegde een nieuw begrip toe aan het schakersvocabulaire: “Vanuit een wiebelende stelling zette ik een koningsaanval op waar Stockfish wel raad mee wist en ook mijn tegenstander goed mee uit de voeten kon; ik iets minder”.
Jan (½-½): “Nadat ik een gelijk opgaande strijd in het verre eindspel een stuk had gewonnen, probeerde ik zo lang een theoretisch gelijkspel van toren en randpion tegen toren en paard tot winst te voeren, dat ik mijn ploeggenoten tot wanhoop dreef, die daarom de Chinees, waar ik traditiegetrouw nummer 100 bestelde, in het complot betrokken om mij vijf keer het verkeerde gerecht voor te zetten -nummer 105, 106, opnieuw 105, 107 en 107b-, waardoor mijn eten veel te laat kwam en ik iedereen ongewild een déjà vu bezorgde, omdat er voor de tweede keer om mij gewacht moest worden”. Tot slot nog een sfeerafbeelding om de minirapportage compleet te maken. De foto van de mand met kunstfruit is bij mij op te vragen.

Verslag: Wouter Abrahamse